Amerikaanse universiteiten worden geconfronteerd met ongekende druk: van politiek toezicht onder de regering-Trump tot de snelle opkomst van kunstmatige intelligentie en de veranderende verwachtingen van studenten. Om deze uitdagingen en de toekomst te bespreken, spraken drie universiteitsleiders – Sian Beilock (Dartmouth), Michael Roth (Wesleyan) en Jennifer Mnookin (Universiteit van Wisconsin-Madison) – met The New York Times. Uit hun openhartige gesprek blijkt een sector die worstelt met de relevantie ervan in een snel evoluerende wereld.
Politieke druk en institutionele autonomie
Het streven van de regering-Trump naar meer controle over het hoger onderwijs, inclusief voorstellen voor een ‘pact’ dat toelatings- en aanwervingspraktijken zou dicteren, heeft tot weerstand geleid. Dartmouth-president Sian Beilock verwerpt het idee van federaal toezicht, met het argument dat universiteiten het vertrouwen van het publiek op organische wijze moeten herwinnen. Zij gelooft dat een constructieve dialoog mogelijk is, maar niet onder dwingende voorwaarden.
Deze stap van de regering gaat niet over ideologisch evenwicht, maar over controle, aldus Wesleyaanse president Michael Roth. Hij omschrijft het als een “afpersings”-tactiek om door de federale overheid gefinancierde onderzoeksinstellingen te benutten, vergelijkbaar met initiatieven uit het verleden waarbij oprechte zorg voor het gestelde doel ontbrak (bijvoorbeeld antisemitisme). Roth suggereert dat de huidige aanpak is ontworpen om loyaliteit af te dwingen in plaats van diversiteit te bevorderen.
De opkomst van AI en de evoluerende waarde van een diploma
Naast politieke druk worden universiteiten ook geconfronteerd met het ontwrichtende potentieel van kunstmatige intelligentie. De toenemende beschikbaarheid van AI-instrumenten roept fundamentele vragen op over de toekomst van het onderwijs, met name of een traditioneel hbo-diploma het standaardtraject zal blijven voor ambitieuze studenten.
De leiders erkennen deze verschuiving, maar suggereren dat de kernmissie van het hoger onderwijs van cruciaal belang blijft. Universiteiten moeten zich aanpassen om relevant te blijven, maar de waarde van kritisch denken, onderzoek en gespecialiseerde expertise zal waarschijnlijk blijven bestaan.
Vertrouwen herstellen en een doel definiëren
De discussie onderstreept een bredere vertrouwenscrisis in het hoger onderwijs. De leiders zijn het erover eens dat universiteiten actief moeten werken aan het herwinnen van het vertrouwen van het publiek, waarmee ze hun waarde voor de samenleving moeten aantonen. Dit omvat onder meer het aanpakken van zorgen over de stijgende collegegeldkosten, de studieschulden en de waargenomen kloof tussen academische bezigheden en resultaten in de echte wereld.
Universiteiten moeten hun relevantie verdienen door middel van transparantie, verantwoordingsplicht en toewijding aan het dienen van het algemeen belang.
De toekomst van het hoger onderwijs hangt af van het vermogen ervan om zich aan te passen aan politieke druk, technologische vooruitgang en veranderende maatschappelijke verwachtingen. Het gesprek tussen deze drie leiders schetst een beeld van een sector op een kruispunt, die worstelt met zijn rol in een steeds onzekerder wordende wereld.
